woensdag 1 april 2009

Waterbelasting loopt spuigaten uit

Afgelopen week hebben fractiegenote Karin Fokker en ik schriftelijke vragen gesteld over de waterbelasting. Terwijl alle overheden hun belastingen in de buurt van de jaarlijkse prijsstijgingen proberen te houden, maken de waterschappen er een bende van.
Is dat een te forse conclusie? Lees:

In onze vragen aan het dagelijks bestuur van de provincie, dat toezicht houdt op de waterschappen, gaven we (op basis van cijfers van de Vereniging Eigen Huis) aan dat de lasten voor eigenaren van woningen in vergelijking met het vorig jaar gemiddeld met meer dan 17% stegen. Voor meerpersoonshuishoudens kwam dat op gemiddeld ruim 5%.
We hebben het dagelijks bestuur van de provincie Utrecht gevraagd of zij de waterschappen willen aanspreken op deze buitensporige verhogingen. Mocht de waterbelasting in 2010 weer boven de prijsstijging uitkomen dan vinden we dat de provincie haar subsidie aan waterschappen ter discussie moet stellen. We wachten de antwoorden van GS af. Zie voor de schriftelijke vragen: www.utrechtps.pvda.nl

Nu gaat het onderzoek van Eigen Huis alleen over koopwoningen met een gemiddelde van 250.000 euro WOZ waarde. Minstens zo interessant is de vraag wat de verhoging voor bewoners van huurwoningen is geweest de afgelopen jaren.

Onderstaande cijfers geven de stijging weer van de waterbelasting die het Utrechtse waterschap Stichtse Rijnlanden de afgelopen jaren heeft toegepast.

Aanslag Waterbelasting voor bewoners/niet eigenaren
Jaren 2007 2008 2009
Euro 34,56 41,07 62,25

Wat betekent dit? Dat bewoners/niet eigenaren in 2009 hun waterbelasting ten opzichte van 2007 met 80,1% hebben zien stijgen. Per inwoner mag dat dan wel een beperkt bedrag zijn, het blijft bijna 28 Euro meer.
Maar dan de rekensom. In de provincie Utrecht staan circa 500.000 woningen, waarvan ongeveer 35% huurwoningen, dat maakt 175.000 huurwoningen. Neem voor het gemak aan dat de tarieven van de andere waterschappen die werkzaam zijn in onze provincie net zoveel gestegen zijn, wat zeer aannemelijk is. Dan betekent het dat de Utrechtse waterschappen hun inkomsten van mensen die in een huurwoning wonen in twee jaar tijd met extra vijf miljoen Euro hebben zien toenemen. Kassa.

Tijd voor conclusies

1. In de luwte doen de waterschappen hun werk. Water is, sinds Willem-Alexander, een sexy onderwerp. Niemand wil dat dijken doorbreken. Iedereen wil dat het afvalwater goed wordt gezuiverd. In deze context maken de waterschappen misbruik van hun bevoegdheid om de tarieven van de waterbelasting buitensporig te laten stijgen.

2. Toezichthouders, zoals het dagelijks bestuur van de provincie, hebben de laatste jaren geen probleem gemaakt van deze buitensporige verhogingen, of ze hebben zitten slapen. De wetgever moet overwegen om het toezicht op de waterschappen te versterken. De controleurs van de toezichthouders, zoals Provinciale Staten, moeten over de schouder mee willen kijken.

3. Organen zoals waterschappen, die hun eigen inkomsten kunnen vaststellen omdat zij de bevoegdheid hebben om belasting te heffen zijn moreel gehouden efficient te werken. Onderzoek van derden naar de efficiency van waterschappen ligt daarom in de rede.

4. De nieuw aangetreden besturen van waterschappen, na de waterschapsverkiezingen in november kunnen nu laten zien dat zij niet voor niets zijn gekozen. Hun treft geen blaam; de verhoging van de waterbelasting werd besloten voor de verkiezingen van november 2008.

maandag 2 maart 2009

Ra, ra: niet tegen, maar ook niet voor

Het spitsverkeer naar Utrecht loopt 's ochtends vast. In de avond wil iedereen de regio uit: weer alles vast. Dat niet alleen. Langs Utrecht komt verkeer in de ochtend vooral van Zuid naar Noord en van OOst naar West. In de avond andersom.
Aan de centrale ligging van Utrecht zijn veel voordelen verbonden zoals de vrijwel constante economische groei en daaraan gepaard gaande groei van de werkgelegenheid in onze regio. Maar er zijn ook nadelen. Het vastlopende verkeer is er een van.

In een vorige college, periode 2003 - 2007, was PvdA-er Ger Mik gedeputeerde Mobiliteit. Hij gaf leiding aan het project "Draaischijf Utrecht" en sloot een Bestuursakkoord met betrokken gemeenten en het Rijk. In dat akkoord stonden stappen om de Draaischijf Utrecht in 2020 weer in beweging te krijgen. Er was een kolosaal geldbedrag aan verbonden: maximaal 3.1 miljard Euro. Ger Mik wordt er, door vriend en vijand, nog om geprezen.

In 2006 verscheen een Netwerkanalyse. Daarin werd beschreven wat de mobiliteitsproblemen in 2020 in Utrecht zouden zijn bij niets doen. Oplossingsrichtingen werden geopperd en bekeken op hun effectiviteit. Het ging om zes richtingen: (1) Ruimtelijke visie, wonen en werken in relatie tot de verwachte mobiliteit. (2) Het beprijzen van vrachtauto's en personenwagens. (3) Mobiliteitsmanagement, het slim organiseren van alternatieven voor de auto waaronder de fiets. (4) Het verbeteren van het openbaar vervoer. (5) Betere benutting en het aanpassen van wegen en zo nodig nieuwe infrastructuur. (6) Goederenvervoer, het oplossen van knelpunten.

Als vervolg op de netwerkanalyse werd besloten twee planstudies uit te voeren: een voor de ring Utrecht en een voor de driehoek Utrecht-Hilversum-Amersfoort.
Deze planstudies zijn in december 2008 gepubliceerd. Het is duidelijk. Als we de mobiliteit (fiets, OV en wegen) in Utrecht willen verbeteren staan we voor lastige keuzen. Natuurlijk moet er veel meer aandacht komen voor de fiets en voor het OV, maar het auto- en vrachtverkeer is en blijft dominant.

Lastige keuzen. In beide planstudies worden wegenvarianten benoemd die in het rapport worden neergezet als 'extreem'. Dat zijn ze ook. Terecht is de bevolking daartegen te hoop gelopen. Ik doel op het voorstel voor een snelweg door Leidsche Rijn, Nieuwegein (Blokhoeve) en Amelisweerd/Rhijnauwen. Maar ook op de westelijke ontsluiting bij Amersfoort, een weg van de A1 naar de A28 die de natuurgebieden Coelhorst en Birkhoven doorsnijdt evenals Hoogland-West.

De PvdA fractie wijst beide extreme varianten af. Tegelijk zijn we er ons van bewust dat verderop in dit proces moeilijke keuzen gemaakt moeten worden, ook door de PvdA. Ook daarom moeten de extreme varianten van tafel.

Helaas kreeg een motie van deze strekking niet de meerderheid. In de vergadering van Provinciale Staten op 23 februari werd deze afgewezen door de coalitiepartijen CDA, VVD en CU. Het zag er tijdens de vergadering nog even naar uit dat het CDA zou meegaan, maar coalitietrouw aan de VVD stond dat in de weg.

Daags na de PS vergadering voelde VVD gedeputeerde Ekkers al nattigheid. Hij liet in de krant optekenen dat de provincie niet tegen een ringweg door Leidsche Rijn is, maar ook niet voor.
Ra, ra wat is nu eigenlijk het standpunt van Ekkers?

vrijdag 23 januari 2009

Sloop van Joop?

Bij Mijdrecht ligt de polder Groot Mijdrecht Noord (GMN). De polder ligt erg diep en moet continu zwaar bemalen worden om droog te blijven. De bodemdaling en het omhoogkomende zoute water leveren grote milieuproblemen op en veroorzaken hoge kosten. Vier jaar lang werden de leden van Provinciale Staten 'opgevoed' met de wetenschap dat er gekozen moest worden uit zes oplossingsstrategien. Aan het einde van de vorige statenperiode, begin 2007, namen de Staten een motie aan van PvdA, VVD en GL waarin voor 'vernatting' van de polder werd gekozen. Die motie werd niet uitgevoerd, want na de verkiezingen van 2007 hadden deze partijen geen meerderheid meer. Toen in het voorjaar van 2008 dreigde dat er een besluit genomen zou worden, werd onder voorzitterschap van oud-minister Remkes, een commissie ingesteld die de oneindige stapel rapporten over GMN nog eens kritisch zou bekijken. Wat bleek? Op onderdelen moest de provincie zijn werk overdoen. Als gevolg van dat huiswerk werden de zes oplossingsstrategien door GS van tafel geveegd. En hup, daar was de zevende strategie. Die bestond er uit dat het oostelijke gedeelte van de polder voor langere tijd geschikt zou blijven voor landbouw, terwijl het westelijke gedeelte van de polder zou worden vernat.

Gedeputeerde Joop Binnekamp (VVD) joeg vervolgens bij het uitventen van de zevende strategie door onhandige uitspraken - niet de eerste keer - vrijwel iedereen die bij de polder betrokken is, tegen zich in het harnas. De bewoners van polder wilden niet meer met hem praten, evenals landbouworganisatie LTO. Het college van B&W van De Ronde Venen, (waarvan de polder deel uitmaakt) wilde niet meewerken aan de uitwerking van de zevende strategie om dat de gestelde randvoowaarden niet duidelijk genoeg waren (terzijde: dat was ook het motief van de oppositie in Provinciale Staten om op 8 december 2008 tegen het plan van Binnekamp te stemmen). Ook het Waterschap haakte om die reden af, en wat erger is, zij trok een bestemming van 23 miljoen Euro terug die was gereserveerd voor het vernatten van de polder.
De coalitie van CDA, VVD en CU stemde desondanks voor en beval ook nog eens een Gebiedscommissie aan waarin alle belanghebbenden, onder leiding van een onafhankelijk voorzitter, de zevende strategie zou invullen. Die Gebiedscommissie, een doodgeboren CDA-opzetje, werd veel te snel omarmd door Binnekamp, die daarin zijn Waterloo zou vinden.

Wat nu?
Enkele dagen na het Statendebat van 8 december 2008 kregen de Staten een afschrift van een (op zichzelf hilarisch) persbericht. Daarin werd meegedeeld dat Binnekamp niet langer verantwoordelijk wilde zijn voor GMN. Niet zo zeer de vraag of hij dat vrijwillig deed is van belang, van belang is wanneer het bestuur van de provincie nu eindelijk eens gaat besturen en met een definitief voorstel komt. Een vierde gedeputeerde voor GMN sinds 2003 verscheen op het toneel. De Jong (CU) mag een nieuwe poging wagen, zo niet Krol (CDA) die veel meer voor de hand zou liggen. Waarschijnlijk heeft De Jong als eerste de kat de bel aangebonden en dan hang je. We zullen zijn rapportage afwachten.

En gedeputeerde Binnekamp? Hij heeft zoveel vertrouwen van zijn vijf GS-collega's dat geen van hen bereid is een deel van het eigen werkpakket aan hem af te staan. Zijn toch al niet overbezette portefeuille wordt daarmee vederlicht. Politiek gesproken is hij daarmee vleugellam. De sloop van joop is daarmee door de eigen coalitie effectief in gang gezet. Daar hoefde geen oppositiepartij aan te pas komen.

dinsdag 24 juni 2008

Utrechtse Sprits

Dit wordt in het begin even een taai stukje.
Eind jaren zestig en begin jaren zeventig, van de vorige eeuw (dat moet je er tegenwoordig bij zeggen) was ik voorzitter van de KWJ een organisatie van werkende jongeren gelieerd aan de katholieke vakbeweging, later opgegaan in de FNV. Er was nog geen arbeidsverbod voor 14-jarigen en het recht op één dag onderwijs per week voor werkende jongeren tot 18 jaar, sinds 1919 wettelijk verankerd, was een dode letter. Genoeg te doen dus.
In die tijd voerden wij een ideologisch debat met de collega’s van het ‘rooie’ NVV Jongerencontact, toen voorgezeten door Wim Kok. Dat ging over het rapport Lievegoed.

Lievegoed, bracht in opdracht van O&W in 1969 een rapport uit met als titel ‘Onderwijs en Vorming tot 18 jaar’. In dat rapport stelde hij dat, uit oogpunt van doelmatigheid en rechtvaardigheid, alle jongeren tot tenminste 18 jaar aan onderwijs en vorming moesten deelnemen. Het bestaande vervolgonderwijs moest daartoe worden vervangen door een nieuw onderwijssysteem dat meer aansloot op:…”praktisch ingestelde en op de maatschappelijke participatie gerichte jongeren.”….
Over dat laatste ging ons debat. Moest je het onderwijssysteem aanpassen omdat er jongeren waren die praktisch ingesteld waren en voor wie het bestaande onderwijssysteem een straf was? Of moest je al veel eerder in het Basisonderwijs veranderingen aanbrengen en daarna een Middenschool inrichten zodat al die praktisch ingestelden vanzelf theoretisch ingesteld werden en school leuk zouden gaan vinden?

Ik moest aan dat ideologische debat denken toen we enige weken geleden op bezoek waren bij de sapfabriek in Ede.
De sapfabriek?
Het idee van de sapfabriek grijpt terug op dat eerder genoemde debat in de jaren zestig. Nog steeds voelen veel jongeren zich niet aangesproken door het bestaande onderwijs en is het op school zitten eerder een straf dan een genoegen. Schooluitval is het gevolg en het niet hebben van een afgeronde opleiding maakt ze zwak op de arbeidsmarkt, vooral in tijden van dalende conjunctuur.

De werkelijkheid is dat veel jongeren ‘omgekeerd leren’. Niet in eerste instantie met hun hoofd, maar met hun handen en via hun handen met hun hoofd. De omgekeerde leerweg, of zoals ik dat pleeg te noemen: Leren met je handen. Dát is het idee achter de sapfabriek: het productieproces als instrument om te leren; leren door te doen.
In de sapfabriek werken VMBO-ers, MBO-ers en HBO-ers met elkaar. Drie uur per dag worden sapjes gemaakt. Als er iets stuk gaat of uitgelegd moet worden wordt de sapstraat stilgezet. En alles wordt gedaan door jongeren. Natuurlijk, het is ook een gewone fabriek, er moet op tijd begonnen worden, er is hiërarchie, lanterfanten is er niet bij. Ze maken niet alleen sapjes, maar zorgen ook voor de verkoop, ontwerpen de wikkel om de flesjes en zijn vooral trots op ‘hun’ sapfabriek; de leerfabriek.

Zo iets gaan we dus ook in Utrecht doen. De PvdA fractie heeft het initiatief genomen om de Provincie Utrecht deel te laten nemen aan de ontwikkeling van een Utrechtse leerfabriek waar Utrechtse Sprits worden gebakken. Bakker Blom van de Zadelstraat doet mee, Pally uit Nieuwegein ook, maar ook het ROC en het Vader Rijncollege, de Rabobank en Douwe Egberts. Op voorstel van de PvdA en gesteund door alle partijen hebben Provinciale Staten op 23 juni er mee ingestemd dat de provincie meebetaalt aan het opstellen van een businessplan. Eind december dit jaar ligt dat er en kan aan de oprichting van de leerfabriek worden begonnen.
Eind volgend jaar de eerste Utrechtse Sprits?